Courage. Armoede is een schending van mensenrechten. Zo luidt de titel van het fotoboek uitgebracht door de Beweging van Mensen met een Laag Inkomen en Kinderen vzw (BMLIK) in 1998 in België. Het boek verscheen in de nasleep van het Algemeen Verslag over Armoede (AVA, 1994) waarin ATD Vierde Wereld een cruciale rol speelde. ATD werkte daarvoor samen met gelijkaardige vzw’s, waaronder BMLIK, maar ook Kauwenberg, De Cirkel en Luttes Solidarité Travail. Deze pioniers van het AVA noemden zich samen ‘verenigingen waar armen het woord nemen’, een term die vandaag in Vlaanderen ingeburgerd is door het Armoededecreet van 2003 dat ondertussen 59 verenigingen erkent.1 Centraal stond de wil om niet voor mensen in armoede te spreken maar met hen en in de samenleving een opening te creëren voor mensen in armoede om zelf te spreken alsook gehoord te worden. In Internationaal wetenschappelijke kringen spraken armoedeonderzoekers van een mogelijke verschuiving van ‘advocacy’ (belangenbehartiging) naar ‘self-advocacy’ (eigen belangenbehartiging).2 De internationale uitstraling van het onderzoekscentrum van ATD Vierde Wereld speelde hierin ook een belangrijke rol.
Het AVA werd beschouwd als een symbolische mijlpaal omdat ATD Vierde Wereld en BMLIK voor het eerst erkend werden als “representatieve verenigingen van de vierde wereld”3. Beleidsmakers wilden voor het eerst mensen in armoede beluisteren en ze vroegen hen om, in de dialoog met de sociaal werkers van de OCMW’s, beleidsaanbevelingen op te stellen. Het AVA werd gelanceerd op 17 oktober 1994, op de eerste Werelddag van Verzet tegen Armoede en de media (TV, kranten, radio) pikten massaal in op de idee dat er meer moest geluisterd worden naar mensen in armoede, dat zij een stem moesten krijgen. Dit betekende de grote doorbraak van de ‘verenigingen waar armen het woord nemen’ en armoedebestrijding stond een aantal jaar hoog op de politieke agenda. In 1998, het publicatiejaar van Courage, werd bijvoorbeeld het samenwerkingsakkoord getekend tussen alle gewest-, gemeenschaps- en federale regering(en) tot de oprichting van het ‘Steunpunt tot Bestrijding van Armoede, Bestaansonzekerheid en Sociale Uitsluiting’4.
Foto’s maken van gezinnen in armoede doe je niet zo maar
BMLIK werd opgericht in 1983 door leerkracht André De Cock samen met enkele vrijwilligers van het eerste uur, waaronder Jan Vanhee, die van 1991 tot en met 1998 ook voorzitter was van BMLIK. In die tijd werd Jan de bezieler van het Courage boek dat gepubliceerd werd naar aanleiding van het 15 jarig bestaan van BMLIK in 1998.
Het begon echter allemaal in 1986 te Antwerpen. Toen bezochten Jan en zijn collega Geen [Eugeen] Lettany de internationale fototentoonstelling van ATD Vierde Wereld5 over kinderen in armoede van de jaren ‘50 tot en met '70. Die tentoonstelling confronteerde en bewoog mensen, ook Jan en Geen, die aanvoelden hoe belangrijk beelden zijn om een samenleving in actie te krijgen, het partnerschap met mensen in armoede te bevorderen. Bovendien beseften ze hoe belangrijk het was om negatieve beeldvorming en stereotypen over mensen in armoede te doorbreken en wilden zij ooit hun doel bereiken met BMLIK. Jan vroeg Geen, een hobbyfotograaf met een analoge camera, een eigen donkere kamer en een grote passie voor zwart/wit fotografie, om huisfotograaf te worden bij BMLIK. Hij aarzelde maar niet lang. André de Cock nam hem mee op de eerste huisbezoeken om kennis te maken met de gezinnen van de Vierde Wereld.
“Ik kwam daar de eerste keer toe en kreeg rillingen op mijn rug… ik besefte zeer goed dat het helemaal niet evident was om daar zo maar met een camera binnen te stappen. Maar, ik ging binnen en ik was direct aanvaard. Alé, je was welkom! En de moeder van het gezin zei: ‘jij hebt belangstelling voor ons, wel, je bent onze vriend’. Dat is onvoorstelbaar, hoe je in de Vierde Wereld onmiddellijk aanvaard wordt als ze voelen van u dat je er een hart voor hebt.”6
Geen trok gedurende 10 jaar sporadisch foto’s voornamelijk op groepsbijeenkomsten. Toen Jan opperde in 1996 om een fotoboek te maken was Geen voor veel mensen al lang geen onbekende meer. Dat heeft ongetwijfeld meegespeeld in het vertrouwen dat hij kreeg toen hij bij de gezinnen thuis begon te fotograferen. Niettemin moest die horde toch eerst nog genomen worden. Hierin speelden drie vrouwelijke vrijwilligers een doorslaggevende rol: Lieve De Cleen, Tiene Putman en Jo Proot. Zij kwamen al heel lang bij de gezinnen aan huis, ook bij die gezinnen die nog niet de stap naar de vereniging zetten of konden zetten. Er werd aan alle gezinnen gevraagd of ze wilden meewerken en of Geen ‘mee op huisbezoek mocht komen'. Zo ging hij gedurende 18 maanden mee op pad: 33 gezinnen werden 2 maal bezocht gedurende 17 dagtrips, slechts 1 gezin haakte af. Bij het tweede huisbezoek werden dan de eerste prints van foto’s meegenomen waaruit de gezinnen selecteerden en nieuwe foto’s werden getrokken. Geen maakte meer dan 3000 foto’s waarvan hij de 200 beste selecteerde gebaseerd op fototechnische aspecten: compositie, licht, focus, contrast, enz. De uiteindelijke selectie bestond uit 72 foto’s - alsook de volgorde van de montage en de getuigenissen - die door de Courage ploeg samen gemaakt werd. Op dat moment kwamen inhoud, vormgeving en fototechnische aspecten samen. Courage werd zo een typisch voorbeeld van sociale fotografie: een zoektocht naar realiteit en authenticiteit werd vastgeknoopt aan activisme. Een sociale realiteit (armoede) werd zodanig geproblematiseerd (als schending van mensenrechten) dat sociale actie (van iedereen die ‘keek’) in functie van verandering niet kon of mocht uitblijven. “Je hoopt dat de mensen niet zomaar zeggen ‘oh, schone foto!’, neen, ‘Het raakt mij!’. Dat is de bedoeling. Dat ze niet langer onbewogen kunnen blijven.” (Geen, 14 mei 2016)
Woord versus Beeld?
In Courage staan 72 grote zwart/wit foto’s van gezinnen in armoede centraal waarbij volwassenen en kinderen onverhuld in beeld worden gebracht in de intimiteit van hun woning en leefomgeving. Dat wil niet zeggen dat er geen tekst te bespeuren valt. Het boek bevat 120 pagina’s en valt uiteen in drie delen: 10 inleidende pagina’s, 96 pagina’s voor het centrale gedeelte met de 72 foto’s en 24 uitleidende pagina’s waar we meer kadering krijgen over BMLIK. Het woord is dus niet afwezig maar wel ondergeschikt aan het beeld. De fotograaf daagde ook de andere BMLIK vrijwilligers uit om de vele geschreven getuigenissen, waar in het AVA maar ook in eerdere BMLIK publicaties werd gewerkt, tot een minimum te herleiden en te geloven in de (overtuigings)kracht van beeldtaal.
“Een foto moet daar staan en die moet een ontmoeting worden met de kijker. En elke kijker gaat dat anders ervaren. Wel, laat die ruimte. Je mag dat niet beperken door daar een tekst onder te zetten. Je hoopt natuurlijk als fotograaf dat ze er de boodschap uithalen die jij bedoelde, maar dat is lang niet zeker." (Geen Lettany, fotograaf, 14 mei 2016)
Geen wilde de verantwoordelijkheid en ook het initiatief bij de kijker-lezer laten: zij moesten ‘het werk doen’ om de foto’s te bekijken, tot zich te laten komen en er een verhaal, een boodschap uit af te leiden. Onze wetenschappelijke analyse van Courage7 heeft ons echter geleerd dat de aanwezige tekst wel degelijk een grote invloed heeft op hoe de foto’s gelezen (kunnen) worden. Dit fenomeen noemt men ‘verlengde’ of ‘uitgestelde’ onderschriften: er is een voortdurende wisselwerking tussen wat men eerder gelezen heeft en wat men vervolgens ziet als men verder bladert in het boek. Een klein maar duidelijk voorbeeld: de prominente plaats die het titelwoord “COURAGE” krijgt op de cover. Zelfs als je de inleiding overslaat en onmiddellijk doorbladert naar de centrale foto’s ontsnap je als lezer niet aan de boodschap dat mensen in armoede ‘moedig zijn’ of ‘moedig moeten zijn’, ‘de moed niet mogen opgeven’. Te meer omdat dit titelwoord ook nog eens tot twee maal toe dominant (=visueel het grootst weergegeven) herhaald wordt op eerste bijna volledig witte pagina's. Dus zelfs als je gewoon doorbladert en niet ‘leest’ maar ‘kijkt’ – registreren je ogen de ‘beelden’: COURAGE – COURAGE – COURAGE. Zo kunnen woorden zeer betekenisvolle beelden worden.
Wat waard is om gezegd te worden, kan maar beter goed gezegd worden
“Ik vind het boek ‘Courage’ een magnifiek boek. Toen ik het doornam was ik ontroerd door het lezen van de getuigenissen als het bekijken van de foto's. De foto’s deden mij lachen en huilen tegelijkertijd. De armoede ‘mooi’ in beeld gebracht hoe eigenaardig het ook klinkt."
(brief van een hulpverlener aan BMLIK, 9 april 1999)
Courage is een mooi boek niet alleen door de foto’s op zich maar evenzeer door de vormgeving van het fotoboek, dat verzorgd werd door Ignace Devoldere, een design kunstenaar. Het boek heeft een ongewoon formaat, nog langer en breder dan een ‘liggende A4’. Als je het boek openslaat neemt het je gezichtsveld echt in beslag en als je het weg steekt in een boekenrek piept het tussen de boeken uit. Zo dwingt het formaat aandacht af.
De kaft is zacht en glad maar toch stevig en binnenin is er met dik, wit glanzend kwaliteitspapier gewerkt. De zwart wit/foto’s komen daardoor mooi tot hun recht en hebben ook voldoende witruimte rondom wat de confronterende en soms donkere foto’s letterlijk doet ‘oplichten’. Het enige visueel storende element is de paginanummering bij de 72 centrale foto’s8.
Toch kwam er ook kritiek op deze “luxueuze uitgave”: “Was het geld voor zo’n dure druk niet beter besteed was geweest op een andere manier ten aanzien van de betrokken gezinnen?” Maar voor Jan (en Geen9) was het een uitgemaakte zaak: “Het is niet omdat het over armoede gaat dat het boek er armoedig moet uitzien.”10 (Jan Vanhee, trekker Courage, 14 mei 2016)
Welk verhaal vertellen de foto’s? Eén voorbeeld als symbool voor allen
We bespreken foto 14/72 in detail bij wijze van voorbeeld. Wat zien we? En wat vertelt ons dat over armoede?
Foto 14 toont centraal een man die in een huis zit, in de living, en leunt op zijn ene been met zijn elleboog en tegelijkertijd duwt hij zich op met zijn andere hand op zijn andere been. Zo houdt hij zich, met enige moeite, rechtop. Zijn gezicht is weggedraaid van de camera maar we zien het wel goed want hij ‘vangt’ het licht van buiten op zijn gezicht, in contrast tot de donkere zijkant van zijn hoofd. Op zichzelf kan de lichaamshouding van de man al symbool staan voor armoede ‘als de constante strijd van rechtop te blijven, te vallen en weer op te staan’ (denk aan de titel van het boek!). Hij staat centraal in de compositie ten aanzien van moeder en kind en zodoende kunnen we de boodschap krijgen van een traditionele vaderfiguur die voor zijn gezin wil (kunnen) zorgen.
Voor de man staat een kind, hij of zij (dat weten we niet zeker) is een jaar of 9 (schatting) en staat op de voorgrond (lees: ‘onze kinderen zijn belangrijkst’) kijkt ons recht aan, doorheen de camera, met nieuwsgierige maar ook ogen, de open, licht glimlachende mond duidt ook op zorgeloosheid en interesse, gecombineerd met de schuine houding van het lichaam lijkt het alsof dit kind in beweging is, alsof het ‘kiekeboe’ speelt met de fotograaf. Ook het kind kan ons iets vertellen over armoede, nl. dat ondanks de armoede, kinderen wel gelukkig kunnen zijn, spelend en verkennend zoals elk kind van die leeftijd’. De vrolijke cartoon op zijn of haar trui onderstreept ook dat ‘gelukkig zijn’.
Dan is er de vrouw, de moederfiguur die duidelijk op de achtergrond staat, lager zit in de zetel. Ze kijkt sluiks in de camera omdat haar ogen een beetje verborgen zijn door haar frou frou. Haar mond is gesloten, met haar ene hand krabt ze aan het andere en ze draagt een gesloten donkere trui tot in de nek, met lange mouwen. Al die zaken samen geven de indruk dat ze een introverte vrouw is en vertellen ons mogelijks over ‘de schaamte en de angst’ die komen kijken bij een leven in armoede. Ze belichaamt ook de traditionele rol van de ondersteunende vrouw en moeder.
Armoedebestrijding vraagt verbeeldingskracht
Als we foto 14 beoordelen dan vallen er een 4-tal zaken op die doorheen het ganse fotoboek vaak terug komen en die wij kenmerkend vinden voor de Courage foto’s.
Ten eerste heeft de fotograaf een voorliefde om via het kind te communiceren met de kijker over armoede. Het kind fungeert als brugfiguur en nodigt de kijker als het ware uit om een kijkje te komen nemen zijn of haar gezin. Door de onschuld van een kind is de kijker, ondanks mogelijke vooroordelen toch bereid om minstens te kijken, halt te houden, in plaats van het boek toe te doen.
Ten tweede krijgen we een pleidooi voor het traditionele gezin, met elk hun stereotiepe rollen. Dit ligt in het verlengde van de claim van ‘recht op gezinsleven’ als antwoord op de vele uithuisplaatsingen van kinderen uit arme gezinnen. Het debat hierover brak open sinds het AVA (1994) en ook de geschreven getuigenissen van Courage verwijzen hier naar.
Ten derde is de armoede, de ontbering, niet echt zichtbaar of overheersend aanwezig. Ze wordt meer ‘gesuggereerd’ dan letterlijk ‘gepresenteerd’. (Bijv. in foto 14: Heeft de man geen tanden meer? Zit de man op een krat? Waarom hangt de was op in de living?) De fotograaf en BMLIK probeerde te koorddansen op de fijne lijn tussen miserie en waardigheid. In die zin denken wij dat het een moeilijke opdracht was (en is) voor mensen in armoede om fierheid te ervaren in het afgebeeld worden (en het vooral altijd afgebeeld zijn). Want op armoede op zich kan men niet trots zijn, niettegenstaande “de gezinnen zeer trots waren op hun boek” (Jan Vanhee, 14 mei 2016).
Geen Lettany slaagt er vaak in om ons tegenstrijdige en dubbele boodschappen in één beeld mee te geven. Namelijk dat armoede als context en omstandigheid mensonwaardig is, mensen tekent en kapot maakt én dus onaanvaardbaar en abnormaal is. Maar dat de mensen die in die omstandigheden, in armoede moeten leven, normale mensen zijn, normale gezinnen, met dezelfde wensen en dromen zoals een ander. Het is die dubbelheid, die ambiguïteit – die ook voortkomt uit het vaak toepassen van vaagheid (gesuggereerde armoede) – die zorgt voor een sterke beeldtaal, een krachtige visuele retoriek, in die zin dat mensen willen blijven kijken, blad na blad, en zo uiteindelijk zichzelf overtuigen om armoede niet langer te aanvaarden en dus in actie te komen.